10 Juillet 2024
10.07.2024 - Gewijzigd 12.07 (zie noot 2)
Ik ben van mening dat het Wetboek Inkomstenbelasting 1992 niet toestaat dat Franse burgerlijke vastgoedvennootschappen (SCI's) in de zin van artikel 8.1 van het Franse Algemene Belastingwetboek (CGI), d.w.z. doorschijnende (translucent) SCI's, worden behandeld als juridische constructies. Als ik alleen de artikelen van het WIB lees, zonder rekening te houden met etherische analyses over de mogelijke toepassing van een zogenaamde 1%-toets, kom ik tot deze conclusie die, als je goed leest, in lijn is met wat de minister heeft gezegd tijdens de parlementaire werkzaamheden over de programmawet van 22 december 2023.
Ontwikkeling.
Na een wijziging in de belastingwetgeving in december 2023 betreffende het toepassingsgebied van de zogenaamde Kaaimantaks, kondigden een aantal artikels in de voornaamste media en op het web van bijna alle fiscale en/of financiële adviseurs fiscale rampen aan voor houders van in België gevestigde Franse burgerlijke vennootschappen (SCI's). Franse burgerlijke vastgoedvennootschappen (SCI's) zouden voortaan onderworpen zijn aan Belgische fiscale transparantie aangezien ze bij de berekening van de zogenaamde 1%-test rekening zouden moeten houden met een abnormaal en goedgunstig voordeel. Zelfs als ze tevreden zouden zijn met het gratis ter beschikking stellen van een gebouw, zouden er in België een Belgische kadastrale inkomsten moeten worden aangegeven in hoofde van de vennoot, en aangezien er geen effectieve belastingheffing was in Frankrijk, betekende het nieuwe belastingverdrag tussen Frankrijk en België dat de inkomsten binnenkort volledig belast zouden worden in België.
Deze noodlottige uitbarsting was met name het gevolg van een vluchtige lezing van de parlementaire werkzaamheden, waarin de minister beweerde dat de SCI nu een Belgische juridische constructie was. Bijgevolg valt deze rechtsvorm onder het toepassingsgebied van de Kaaimanbelasting wanneer de aandeelhouders inwoners zijn van het Koninkrijk " (Noot 1 infra).
Het is echter duidelijk dat de wetgever een verspreking heeft gemaakt. Hij verwijst niet naar SCI's onder artikel 8.1 CGI, welke fiscaal doorschijnend (in het Frans: translucide), translucent of semi-transparant zijn genoemd. We bewijzen hieronder dat de wetgever alleen transparante SCI's viseert en dat zijn niet de SCI's waarin Belgische ingezetenen een meerderheidsbelang hebben!
Gezien de paniek die door deze waanideeën is ontstaan, is Alain Lacourt in een artikel op 26 mei 2024 heel duidelijk geweest: " Nee, een SCI valt niet onder het toepassingsgebied van de nieuwe versie van de Kaaimanbelasting ". In een ander artikel, gedateerd 26 juni, bevestigde dezelfde auteur, in een commentaar op een uitspraak van het Franse Hof van Cassatie van 25 april 2024, met klem dat een Franse SCI niet onder het toepassingsgebied van de Kaaimanbelasting kan vallen.
Bij lezing van de tekst van artikel 2, § 1, 13°, b) van het Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 zoals gewijzigd door de Programmawet van 22 december 2023 (MB 29.12.23), zouden twee artikelen Franse SCI's binnen het toepassingsgebied van de Kaaimanbelasting kunnen brengen door deze personenvennootschappen als juridische constructies te behandelen, namelijk artikel 2, § 1, 13°, b), alinea 2, 2° en alinea 2, 3°.
In feite is de uitzondering op de algemene regel voor de toepassing van de Kaaimanbelasting (artikel 2, §1, 13°, b), lid 2 CIR 1992) dat " vennootschappen (...) geen juridische constructie vormen indien zij gevestigd zijn in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte" (artikel 2, §1, 13°, b), lid 2 CIR 1992).
Deze uitzondering geldt echter niet in twee situaties.
De eerste is die van een vennootschap waarvan de inkomsten bij de vennoten belast worden door de staat waar de vennootschap gevestigd is (artikel 2, § 1, 13°, b), paragraaf 2, 2° CIR 1992), in welk geval de SCI onderworpen is aan Cayman tax.
Toch zal de SCI, zelfs in deze situatie, niet beschouwd worden als een juridische structuur en bijgevolg niet onderworpen zijn aan Kaaimanbelasting als haar inkomsten onderworpen zijn aan inkomstenbelasting vanwege de vennoot en deze belasting minstens 1 p.c. bedraagt van het aandeel van de vennoot over de belastbare inkomsten van de vennootschap, bepaald in overeenstemming met de regels die van toepassing zijn voor de vaststelling van de Belgische belasting op de overeenkomstige inkomsten;
De tweede is die van een vennootschap die niet onder de eerste situatie valt, die rechtspersoonlijkheid heeft en die, krachtens de bepalingen van de wetgeving van de Staat waarin zij is gevestigd, ofwel niet onderworpen is aan de inkomstenbelasting ofwel onderworpen is aan een inkomstenbelasting die minder bedraagt dan 1 p.c. van de belastbare inkomsten van deze juridische structuur, bepaald volgens de regels die van toepassing zijn voor de vaststelling van de Belgische belasting op de overeenstemmende inkomsten (artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, 3° WIB 1992).
I. Als een SCI in de eerste situatie gevestigd is in de Europese Economische ruimte, en haar inkomsten belast worden in de handen van de vennoten, maar er wordt voldaan aan de zogenaamde 1%-test, dan is er geen juridische structuur en geen Kaaimanbelasting. Deze test bestaat erin na te gaan of de inkomsten van de SCI onderworpen zijn aan inkomstenbelasting in hoofde van de vennoot ten belope van minstens 1 p.c. van het aandeel van de Belgische ingezeten vennoot in de belastbare inkomsten van deze vennootschap, bepaald volgens de regels die van toepassing zijn voor de vaststelling van de Belgische belasting op de overeenkomstige inkomsten.
In een recent artikel zijn auteurs, die aantonen dat aan de 1%-test is voldaan, van mening dat de Franse SCI geen juridische constructie kan zijn en dus niet onderworpen kan zijn aan de Kaaimanbelasting. Dit is precies wat ze schrijven : "In tegenstelling tot wat de minister beweert, is de SCI alleen een juridische constructie als het niet voldoet aan de zogenaamde minimum belastingvoorwaarde: indien de inkomsten van de SCI onderworpen zijn aan de Franse inkomstenbelasting in hoofde van de aandeelhouder die Belgisch fiscaal inwoner is (wat het geval is) en indien deze belasting minstens 1% bedraagt van het aandeel van de aandeelhouder in de belastbare inkomsten van de SCI, bepaald volgens de regels die van toepassing zijn voor de vaststelling van de Belgische belasting op de overeenstemmende inkomsten, is de SCI geen juridische structuur (artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, 2° WIB 1992)".
In hun argumentatie dat de Franse SCI (onder artikel 8.1 CGI) geen juridische structuur is omdat ze enkel voldoet aan de 1%-test, zijn de auteurs van het artikel van mening dat het een vennootschap is waarvan de "inkomsten belast worden in de handen van de vennoten". Deze overweging is niet correct voor doorschijnende (in het Frans, translucide) of semitransparante SCI's.
SCI's vallen niet onder de tekst van artikel 2, §1. 13°, b, tweede alinea, 2° WIB 1992 omdat het geen vennootschappen zijn waarvan de inkomsten belast worden in de handen van de vennoten.
Laten we de tekst lezen:
<< Art. 2, § 1. 13°, b, alinea 2,2° CIR 1992: Onder juridische constructie wordt verstaan:
(al 1°) elke vennootschap, ...die rechtspersoonlijkheid bezit ... die krachtens de bepalingen van de wetgeving van de Staat ... hetzij aldaar niet aan de inkomstenbelasting is onderworpen, hetzij aldaar aan een inkomstenbelasting is onderworpen die minder bedraagt dan 15 p.c. van de belastbare inkomsten van die juridische constructie, vastgesteld volgens de regels die van toepassing zijn voor de vaststelling van de Belgische belasting op de overeenkomstige inkomsten.
(al 2°) De vennootschappen, .... bedoeld in het eerste lid, vormen geen juridische constructie indien zij gevestigd zijn in een staat of rechtsgebied dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte,
behalve wanneer het gaat om:
2° een vennootschap ...
waarvan de inkomsten in de handen van de vennoten ... worden belast door de Staat …
tenzij
en
Hieruit volgt dat indien, zoals de auteurs van het artikel beweren, SCI's geen juridische constructies zijn omdat ze enkel voldoen aan de 1%-test, dit is omdat, volgens hen, het vennootschappen zijn waarvan de inkomsten belast worden in de handen van de vennoten. Dit is een vergissing omdat dit niet het geval is voor SCI's onder artikel 8.1 CGI, d.w.z. doorschijnende (translucent), semi-transparante vennootschappen die niet onder de CIR 1992 vallen ... waarbij geen test hoeft te worden uitgevoerd.
De inkomsten van een doorschijnende (translucent) SCI worden niet belast bij de vennoten. Ze heeft een juridische en fiscale persoonlijkheid die losstaat van haar vennoten en is de enige belastingplichtige van de inkomsten die ze ontvangt. De gesplitste betaling van belasting, vastgesteld in naam van de SCI, door elk van haar vennoten is slechts een middel tot inning. Deze bijzonderheid kan niet worden gelijkgesteld met een substitutie van het voorwerp van de belasting:
II. Nu we hebben aangetoond dat fiscaal doorzichtige SCI's niet onder het toepassingsgebied van artikel 2, 13°, b), alinea 2, 2° WIB 1992 kunnen vallen, vallen we dan onder het toepassingsgebied van artikel 2, 13°, b), alinea 2, 3° WIB 1992?
Zouden we, na Charybdis te hebben ontweken, dan in Scylla vallen?
Volgens deze paragraaf 2,3° is een juridische constructie (met toepassing van de Kaaiman belasting onder voorbehoud van het dubbelbelastingverdrag tussen Frankrijk en België) "3° een vennootschap, ... die rechtspersoonlijkheid heeft, die niet wordt bedoeld in 1° of 2°... en die, krachtens de bepalingen van de wetgeving van de Staat ... waarin zij is gevestigd, hetzij in die Staat niet aan de inkomstenbelasting is onderworpen, hetzij in die Staat aan een inkomstenbelasting is onderworpen die minder bedraagt dan 1 p.c. van de belastbare inkomsten van die rechtspersoon, vastgesteld volgens de regels die van toepassing zijn voor de aanslag van de Belgische belasting op de overeenkomstige inkomsten" (onderstreping toegevoegd).
Het antwoord op de vraag is negatief, omdat artikel 2, 13°, b), alinea 2, 3° WIB niet van toepassing is op SCI's die fiscaal doorschijnend zijn zoals artikel 2, 13°, b), alinea 2, 2°, maar ditmaal voor zover het verwijst naar een SCI die "onderworpen is aan inkomstenbelasting ten belope van minder dan 1 p.c. van het belastbaar inkomen van deze juridische structuur ...".
Het doorschijnende regime houdt echter in dat de belasting wordt berekend op basis van de specifieke kenmerken van elke partner; er wordt geen belasting als zodanig betaald op het niveau van de SCI. De winst van de SCI wordt bepaald en berekend op het niveau van de vennootschap, maar wordt "belast" bij de vennoten, ieder voor het deel waarop hij recht heeft in de categorie inkomen uit onroerend goed. Er kan niet gesteld worden dat de vennootschappen als dusdanig belasting verschuldigd zijn.
Bruno Gouthière stelt: "Een vennootschap is een <<belastingplichtige>>, zelfs als de belasting niet in haar naam wordt geheven, maar in die van de vennoten. Omdat ze fiscaal niet transparant zijn, moeten Franse personenvennootschappen worden beschouwd als rechtspersonen voor belastingdoeleinden, die onderworpen zijn aan belasting omdat ze belastingplichtig zijn, hoewel ze geen belastingbetalers zijn" (vetgedrukt) - (Les impôts dans les affaires internationales - 17ème édition - Lefebvre Dalloz - Bruno Gouthière pagina 641, n° 31558). Gelet op de bijzondere kenmerken van SCI's die fiscaal doorzichtig zijn, is artikel 2, 13°, b), alinea 2, 3° CIR 1992 eenvoudigweg niet van toepassing.
Een lezing van het arrest van het Belgische Hof van Cassatie van 29 september 2016 omkadert het specifieke karakter van de fiscaal doorschijnende SCI, waardoor artikel 2, 13°, b), alinea 2, 3° WIB niet van toepassing is voor zover het van toepassing is op een vennootschap "die onderworpen is aan een inkomstenbelasting van minder dan 1 p.c. (...)" waarbij "de belasting niet op de vennootschap zelf maar op de vennoten wordt toegepast" of "de belasting niet daadwerkelijk door de vennootschap maar door elk van de vennoten wordt betaald":
"
Het feit dat de Franse wet bepaalt dat de nettowinsten van een personenvennootschap met het oog op de inning van de belasting aan de vennoten moeten worden toegerekend , leidt echter niet tot een fictie waarbij de transacties die de inkomsten en de sociale lasten genereren, fiscaal door de vennoten zouden worden verricht of, met andere woorden, een fictie waarbij de vennoten de winst van de personenvennootschap waarin zij een belang hebben, rechtstreeks zouden verwerven. .... Inderdaad, de winsten die een burgerlijke vastgoedvennootschappen naar gemeen recht behaalt uit de verhuur van haar gebouwen zijn in de eerste plaats vennootschapsinkomsten en niet de inkomsten van de vennoten. Vanuit fiscaal oogpunt blijven deze winsten eigendom van de vennootschap tot ze worden uitgekeerd…. Het feit dat de belasting niet daadwerkelijk door de vennootschap wordt betaald, maar door elk van de vennoten, is slechts een speciale methode om deze belasting op de winst van de vennootschap te innen, die geen afbreuk doet aan het bestaan van een eigen belastingpersoonlijkheid in het geval van een burgerlijke vastgoedvennootschappen naar gemeen recht.... Het bestaan van een eigen fiscaal statuut voor personenvennootschappen naar Frans recht en bijgevolg voor burgerlijke vastgoedvennootschappen naar gemeen recht heeft Frankrijk ertoe genoopt de volgende opmerkingen te maken bij het verslag van 20 januari 1999 van de commissie fiscale aangelegenheden van de OESO over de toepassing van het OESO-modelbelastingverdrag op personenvennootschappen: -<<2. Volgens de Franse belastingwetgeving wordt een personenvennootschap altijd geacht te zijn onderworpen aan belasting, zelfs als de belasting in feite niet op de personenvennootschap zelf wordt geheven, maar op de vennoten (op naam van de personenvennootschap volgens het aandeel dat overeenkomt met hun deelneming in de personenvennootschap); ... " 7. Het volstaat niet vast te stellen dat het bedrag van de over de inkomsten van de maatschap verschuldigde belasting wordt vastgesteld op basis van de persoonlijke kenmerken van haar vennoten om te concluderen dat de maatschap moet worden geacht zelf niet aan de belasting te zijn onderworpen.
“
Subsidiair moet worden opgemerkt dat artikel 2, 13°, b), alinea 2, 3° van het WIB expliciet verwijst naar een belasting die verschuldigd is op grond van de " wetgeving " van een land ("op grond van de bepalingen van de wetgeving van de staat ... waarin zij is gevestigd").
Volgens het woordenboek van de Académie Française omvat "wetgeving" "het geheel van wetten ..." en volgens de Larousse "2. Alle wetten van een land, de wettelijke bepalingen met betrekking tot een bepaald gebied". De tekst van het WIB had het kunnen hebben over "een verschuldigde belasting" zonder "krachtens de wetgeving" te specificeren, maar dat is niet gebeurd.
Volgens de Franse wetgeving moet wel een "voordeel" worden aangegeven ten aanzien van de SCI als het eigendom door de SCI gratis ter beschikking wordt gesteld aan de aandeelhouder. Pas in 1976 veranderde de Conseil d'Etat zijn jurisprudentie " door deze situatie gelijk te stellen aan een geval waarin de eigenaar het eigendom om niet ter beschikking stelt aan een derde " (mijn vetgedrukte tekst) - ("Transparence et translucidité des sociétés en droit fiscal international" - Camille Ortiz - LGDJ 2024 - Punt 96, pagina's 75 & 76). De huidige niet-belastingheffing in Frankrijk is het resultaat van een jurisprudentie die gebaseerd is op een duidelijk contra legem interpretatie.
Naar Frans recht is de SCI onderworpen aan een inkomstenbelasting die zou kunnen voldoen aan de 1%-test als de belasting zou worden berekend op het niveau van de SCI, wat niet het geval is.
Het WIB 1992 kan dus geen toepassing vinden op het geval van doorschijnende SCI's. Noch artikel 2, 13°, b), alinea 2, 2°, noch artikel 2, 13°, b), alinea 2, 3° WIB 1992 kunnen op hen worden toegepast. De uitzondering op de algemene regel van artikel 2, § 1, 13°, b), alinea 1 CIR 1992 {"Vennootschappen ... vormen geen juridische constructie indien zij gevestigd zijn in een staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte" (artikel 2, § 1, 13°, b), alinea 2 CIR 1992)} is van toepassing zonder beperking.
Deze conclusie stemt overeen met wat de minister en de afgevaardigde tijdens de parlementaire behandeling hebben gezegd. Er zij op gewezen dat hun opmerkingen werden gemaakt in het kader van de verduidelijking van de nieuwe werkingssfeer van artikel 21, lid 1, 12° WIB 1992, dat tot doel heeft te voorkomen dat de toepassing van de Kaaimanbelasting in bepaalde gevallen voordeliger is dan de niet-toepassing ervan, en niet in verband met de werkingssfeer ervan. Het is niettemin interessant omdat het de denkwijze van de wetgever over deze kwestie verduidelijkt.
Volgens de wetgever is de Franse SCI " een fiscaal translucide (zo vermeld) burgerlijke vastgoedvennootschap met rechtspersoonlijkheid. In een SCI-structuur is de vennootschap eigenaar van het onroerend goed en houden de vennoten de aandelen".
Het is correct om te stellen dat in het geval van translucide (in het Frans) / doorschijnende vennootschappen, de SCI-eigenaar is van het onroerend goed en de vennoten de aandelen houden, maar .... niet alle Franse SCI's zijn fiscaal doorzichtig. Op zichzelf zeggen dat "de Franse SCI een "société civile immobilière fiscalement translucide" is, is (al) een vergissing.
De wetgever vervolgt: "In principe is de SCI fiscaal transparant (noot van de redacteur: dus niet doorzichtig !) in Frankrijk. Dit betekent dat de vennoten in Frankrijk worden belast alsof zij de directe eigenaren van het onroerend goed zijn. Door de aanwezigheid van rechtspersoonlijkheid wordt deze vennootschap vanuit Belgisch standpunt in principe beschouwd als een afzonderlijke belastingplichtige ".
Dit geldt alleen voor zogenaamde fiscaal transparante SCI's, waarvan de vennoten voor belastingdoeleinden worden beschouwd als de persoonlijke eigenaars van de gebouwen waarop ze uit hoofde van hun aandelen recht hebben. Hier ligt de oorzaak van de verwarring, en die is begrijpelijk gezien het aantal commentatoren dat het heeft over doorschijnendheid om fiscale transparantie te verhullen. Maar een SCI die fiscaal doorschijnend is, ook wel semitransparant genoemd, is geen SCI die fiscaal transparant is.
De wetgever concludeert: " Bijgevolg valt deze rechtsvorm onder het toepassingsgebied van de Kaaimanbelasting wanneer de aandeelhouders inwoners zijn van het Verenigd Koninkrijk ".
Uit de opbouw van de tekst volgt dat de wetgever doelt op (a) SCI's met rechtspersoonlijkheid, (b) die fiscaal transparant zijn, (c) waarvan de vennoten worden belast alsof ze directe eigenaren van het onroerend goed zijn. Dit is niet de definitie van een doorschijnende SCI. Zogenaamde doorschijnende of semitransparante vennootschappen vallen dus niet onder de definitie van SCI's die onder de Kaaimanbelasting vallen.
Het is waar dat de wetgever aan het begin van zijn presentatie verwijst naar SCI's die fiscaal doorschijnend zijn, maar hij gaat ze vervolgens definiëren als fiscaal transparante SCI's door een kenmerk toe te voegen dat specifiek is voor de laatstgenoemde. Dit is duidelijk een misvatting die adviseurs die de bedoeling van de wetgever proberen te begrijpen, moeten overwinnen.
Voor de sceptici, als die er in dit stadium nog zijn, hier is wat de wetgever zou hebben gedaan in een andere context: <<deze tekst is gericht op blanke burgers die van Afrikaanse afkomst zijn en een zwarte huidskleur hebben>>. Ga je ook overwegen dat de tekst gericht is op blanke burgers? (Noot 2)
Concluderend , doorgaan met niet duidelijk te stellen dat translucide (in het Frans) / doorschijnende (semitransparante) SCI's onder artikel 8.1 CGI, die de meerderheid van SCI's in handen van Belgische ingezetenen betreffen, niet onder het Wetboek Inkomstenbelastingen vallen, heeft slechts één verdienste: onnodige belastingkosten aanrekenen.
Stephen G Hürner
Opmerkingen
1. Programmawet, Memorie van Toelichting, Kamer van Volksvertegenwoordigers, 23 november 2023, Doc. parl. 55 3697/001, p. 31. - 2. Ontwerp van Programmawet, Advies van de Raad van State, Kamer van Volksvertegenwoordigers, 23 november 2023, Doc. parl. 55 3697/001, p. 314-315.
2. Het is dan ook volstrekt onjuist om, zoals ABN Amro (5 maart 2024) en vrijwel alle andere commentatoren doen, te stellen dat de wet van december 2023 ". Duidelijkheid over de Franse SCI" en dat "Tijdens de parlementaire voorbereidingen is expliciet bevestigd dat zowel SCI als STAK als een juridische constructie zullen worden beschouwd".
De Minister zegt: "De Franse SCI (Société Civile Immobilière) is een fiscaal translucide vastgoedvennootschap met rechtspersoonlijkheid. In een SCI is de de vennootschap eigenaar van het onroerend goed en hebben de vennoten aandelen. In principe zijn SCI's fiscaal transparant in Frankrijk. Dit betekent dat de vennoten in Frankrijk worden belast alsof ze rechtstreeks eigenaar zijn van het onroerend goed. Omdat het een rechtspersoonlijkheid heeft, wordt deze vennootschap in principe beschouwd als een afzonderlijke belastingplichtige vanuit Belgisch standpunt. Bijgevolg deze rechtsvorm valt onder het toepassingsgebied van de Kaaimanbelasting wanneer de aandeelhouders nationale inwoners zijn".
De minister heeft ongelijk omdat een SCI die fiscaal translucide (in het Frans) / doorschijnend is niet kan worden gedefinieerd met woorden die een transparante SCI definiëren ("In principe is de SCI fiscaal transparant in Frankrijk. Dit betekent dat de vennoten in Frankrijk worden belast alsof ze rechtstreeks eigenaar zijn van het onroerend goed")!
Doorzichtig en transparant hebben niet betrekking op dezelfde situaties, dezelfde SCI's. Het zijn niet dezelfde begrippen.
Dit zijn niet dezelfde concepten. Toch is het verrassend dat bijna alle commentatoren hun bewering baseren op het feit dat de wet van december 2023 zou "Duidelijkheid over de Franse SCI" brengen.
Het is waar dat het parlementaire werk duidelijkheid heeft gebracht, maar door de translucide (doorzichtige) SCI uit te sluiten van het toepassingsgebied van de wet.
Ik begin te geloven dat ze het verschil niet kennen, dat ze niet op de hoogte zijn van de arresten van het Belgische Hof van Cassatie van 29 september 2016, 21 september 2017 en 25 april 2024.